Woonzorgcentrum onbekwaam om schenkingen en legaten van hun bewoners te ontvangen

Het Grondwettelijk Hof sprak zich op 3 oktober uit over de mogelijkheid tot schenken en legateren door een bewoner aan het woonzorgcentrum waarin deze verblijft. Ons kantoor stond met succes een vrouw bij die schenkingen ontving van een bewoner van een woonzorgcentrum, waarbij het woonzorgcentrum na overlijden van de bewoner de geldigheid van de schenkingen betwistte.

Reeds geruime tijd viseert de wetgeving een aantal categorieën van personen die – omwille van hun vertrouwensrelatie of machtspositie – geen schenkingen of legaten mogen ontvangen. Het gaat om een (onweerlegbaar) vermoeden van suggestie en captatie. Zo mogen dokters bijvoorbeeld geen giften ontvangen van patiënten die ze tijdens hun laatste ziekte hebben behandeld. Ook beheerders en personeelsleden van woonzorgcentra worden geviseerd.

Deze bepalingen zijn niet vrij van kritiek. Recent nog oordeelde het Grondwettelijk Hof dat de absolute onbekwaamheid – op enkele wettelijke uitzonderingen na – van niet-professionele bewindvoerders om giften te ontvangen van hun pupil onverenigbaar is met de grondwet.

Bij arrest van 3 oktober 2024 moest het Hof zich uitspreken over de volgende casus (GwH 3 oktober 2024, nr. 107/2024). Een vrouw was reeds jarenlang bewoonster van een woonzorgcentrum. Gedurende haar verblijf, liet zij een authentiek testament opstellen waarin zij het woonzorgcentrum waar zij verbleef, aanstelde als algemeen legataris. Enige tijd voor haar overlijden liet zij een zogenaamde zorgvolmacht opstellen. In deze zorgvolmacht werd uitdrukkelijk opgenomen dat de lasthebber de mogelijkheid had om schenkingen te doen aan de nicht van de lastgeefster/bewoonster (tevens de moeder van de lasthebber).

Na overlijden stelt het woonzorgcentrum dat deze schenkingen nietig zouden zijn. De begiftigde en de lasthebber gaan hier niet mee akkoord en halen hiervoor diverse argumenten aan.

Eén van de discussiepunten betrof de vraag of het gerechtvaardigd is om een onderscheid te maken tussen enerzijds de beheerder en personeelsleden van een woonzorgcentrum en anderzijds het woonzorgcentrum zelf. Deze eerste categorie van personen kan geen giften ontvangen van bewoners, deze laatste zou dit wel mogen.

In eerste aanleg boog de familierechtbank te Mechelen zich over dit geschil. Deze oordeelde dat het woonzorgcentrum weliswaar bekwaam was om het legaat te ontvangen, doch verwierp de stelling dat de schenkingen nietig zouden zijn in grote mate.

Het woonzorgcentrum tekende hoger beroep aan tegen dit vonnis. In tegenstelling tot de Familierechtbank, besloot het Antwerpse hof van beroep wel om een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof. Dit laatste besloot tot ongrondwettigheid van de regeling en vernietigde de bepaling.

De gevolgen van dit arrest zijn groot: niet alleen dringt een wetswijziging zich op teneinde deze rechtspraak wettelijk te verankeren. Bovendien dreigen woonzorgcentra op deze manier een deel van inkomsten te verliezen. Een pijnlijke zaak, zeker nadat hun inkomsten eerder al onder druk kwamen ingevolge het afschaffen van het duo-legaat.

Voor giften uit het verleden voorziet het Hof in een overgangsregeling. Schenkingen uitgevoerd aan woonzorgcentra voor 3 oktober 2024 blijven principieel geldig. Hetzelfde geldt voor “nalatenschappen die afgesloten zijn en niet in rechte zijn betwist” voor 3 oktober 2024.

Cazimir