Toepassing antimisbruikbepaling in de tijd verduidelijkt

Général

Geschreven door DELBOO

Biedt de algemene antimisbruikbepaling inzake inkomstenbelastingen aan de fiscus de mogelijkheid om rechtshandelingen aan te vallen die teruggaan tot vóór haar inwerkingtreding? Het hof van beroep te Gent sprak zich op 28 april 2020 uit over de temporele werking van deze bepaling.

Nieuwe antimisbruikbepaling sinds 2012

In 2012 kreeg de fiscus een krachtig wapen in de strijd tegen fiscaal misbruik onder de vorm van een opgefriste antimisbruikbepaling (opgenomen in art. 344, §1 WIB92). Deze bepaling viseert ‘rechtshandelingen’ of een ‘geheel van rechtshandelingen’ die zijn gesteld vanaf aanslagjaar 2013 (alsmede ‘rechtshandelingen’ of een ‘geheel van rechtshandelingen’ die zijn gesteld tijdens een belastbaar tijdperk dat ten vroegste afsluit op 6 april 2012 en verbonden is aan aanslagjaar 2012). Kort gezegd kan de fiscus deze rechtshandelingen negeren (en dus belasting heffen alsof de rechtshandelingen niet hebben plaatsgevonden) voor zover (i) ze tot gevolg hebben dat een belastingvoordeel wordt bekomen in strijd met de bedoeling van de fiscale wet en (ii) het bekomen van dat fiscaal voordeel de doorslaggevende beweegreden was van de belastingplichtige.

In de rechtsleer en rechtspraak heeft de temporele werking van deze antimisbruikbepaling al vaak voor discussie gezorgd. De hamvraag is telkens dezelfde: kan de fiscus de antimisbruikbepaling inroepen tegen een geheel van rechtshandelingen, waarbij de eerste rechtshandeling dateert van vóór haar inwerkingtreding?

Kapitaalverminderingen uit het verleden

Het hof van beroep te Gent beantwoordt die vraag met klare taal. Alle rechtshandelingen die als geheel eenzelfde verrichting tot stand brengen, moeten dateren van ná de inwerkingtreding van de antimisbruikbepaling om geviseerd te kunnen worden. Het hof baseert zich hiervoor op de duidelijke woorden van de wettekst zelf én op een precedent dat ze enkele maanden eerder geveld had in een vergelijkbare context.In casu hadden, kort geschetst, de volgende rechtshandelingen chronologisch plaatsgevonden:

  • Oprichting van een holdingvennootschap door inbreng van aandelen in 2009.
  • Dividendopstroom naar de holdingvennootschap vanaf 2009.
  • Kapitaalverminderingen vanuit de holdingvennootschap in 2012 en in 2014.

Uit het feitenrelaas blijkt met andere woorden dat de kapitaalverminderingen het sluitstuk waren van een reeks verrichtingen die de fiscus in haar geheel als fiscaal misbruik aanmerkt en waarbij ze de uitkering uit de holdingvennootschap belast als dividend.

Het hof van beroep te Gent stelt (terecht) vast dat de fiscus daarmee zijn boekje te buiten gaat. De rechtshandelingen vinden namelijk hun oorsprong in 2009, toen er nog geen sprake was van de antimisbruikbepaling in haar huidige gedaante.

Conclusie

De toepassingsmogelijkheden van de antimisbruikbepaling worden duidelijk beperkt door dit arrest.

Toch blijft het de vraag of de fiscus zijn (door het hof onderuitgehaalde) standpunt in de praktijk zal laten schieten, of het verder zal blijven aanwenden als wapen tegen de belastingplichtige. Wij verwachten alvast dat deze strijd nog niet gestreden is.