Notarieel testament ontwaakt uit de Middeleeuwen

Geschreven door DELBOO

 

Tot voor kort moest de inhoud van een notarieel testament steeds gedicteerd worden aan een notaris. Deze archaïsche regel werd recent afgeschaft.

Kenmerkend voor het notarieel of authentiek testament was altijd dat de testator mondeling de inhoud van zijn testament aan de notaris moest meedelen, waarna de notaris het zogenaamde “dictee” neerschreef. Hoewel de notaris niet letterlijk moest neerschrijven wat hem werd gedicteerd, maar er een juridische vertaling van mocht maken die de persoonlijke en spontane wil van de testator bevatte, kon het dictee nooit vervangen worden door bijvoorbeeld (handgeschreven) notities, uitdrukkingen, gebaren of ondervragingen van de testator.

Een en ander had tot gevolg dat het notarieel testament niet mogelijk was voor personen die fysiek niet in staat waren om hun wil aan de notaris te dicteren. Denk maar aan doofstommen of mensen die aan een aandoening lijden die hun spraak en/of gehoor belemmeren. Zij moesten zich in het verleden noodgedwongen wenden tot de twee andere testamentvormen, namelijk het internationaal of eigenhandig testament. Deze testamentvormen vereisen echter dat de testator kan schrijven – of minstens zijn handtekening kan plaatsen – en bieden bovendien minder rechtszekerheid bij gebreke aan notariële tussenkomst.

Met de wetswijziging van 31 juli 2020 heeft de wetgever dit probleem willen verhelpen door het verplichte dictee af te schaffen. Voortaan hoeft een testator voor de notaris niet langer zijn wil uitdrukkelijk en mondeling uiteen te zetten, maar volstaat het dat hij deze aan de notaris uitdrukt. Hoe hij dat doet, maakt niet meer uit. Teneinde de nodige garantie te behouden dat het om de eigen vrije en spontane wil gaat, moet de notaris het opgestelde testament voorlezen, waarna de testator formeel moet bevestigen dat het om zijn wil gaat alvorens het te ondertekenen.

DELBOO