Aanslag geheime commissielonen: de wetgever zit niet stil

De aanslag geheime commissielonen is een afzonderlijke aanslag van in principe 103% die onder meer wordt gevestigd op bezoldigingen en voordelen van alle aard die niet worden verantwoord door individuele fiches. Indien een vennootschap een voordeel van alle aard toekent aan haar bestuurder, maar dit niet op fiche heeft vermeld, zal de aanslag geheime commissielonen worden toegepast.

De aanslag geheime commissielonen wordt echter niet toegepast wanneer de verkrijger van het voordeel tijdig kan worden geïdentificeerd door de administratie, dit is binnen een periode van twee jaar en zes maanden te rekenen vanaf 1 januari van het betreffend aanslagjaar. Deze termijn is door de wetgever niet toevallig gekozen. Dit laat de fiscale Administratie namelijk minstens zes maanden de tijd om een aanvullende aanslag op te leggen aan de genieter binnen de normale driejarige aanslagtermijn. De vraag of de genieter vervolgens ook effectief wordt belast, is daarbij in principe niet relevant. De loutere identificatie van de genieter is reeds voldoende om aan de aanslag geheime commissielonen te ontsnappen.

Het duurde echter niet lang vooraleer in de praktijk de eerste gevallen werden vastgesteld waarbij de termijn van twee jaar en zes maanden voor moeilijkheden zorgde. Wat als de genieter namelijk werd geïdentificeerd buiten de termijn van twee jaar en zes maanden, doch vóór het verstrijken van de termijn waarbinnen zij de genieter nog kan belasten? In de praktijk heeft de administratie immers geen zes maanden nodig om een aanvullende aanslag te vestigen.

In 2019 heeft het Grondwettelijk Hof een arrest geveld in verband met deze discussie. Op dit arrest heeft de wetgever dan recent gereageerd.

De discussie stopt daar echter niet, aangezien het hof van beroep te Antwerpen recent drie prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Grondwettelijk Hof die mogelijkerwijs (wat misschien contradictoir op het eerste zicht lijkt) tot nieuwe discussies kunnen leiden. Dit laatste vormt het onderwerp van een volgend artikel.

Grondwettelijk Hof

Conform het arrest van 26 september 2019 van het Grondwettelijk Hof kan de aanslag geheime commissielonen niet toegepast worden wanneer de verkrijger na twee jaar en zes maanden wordt geïdentificeerd, maar op voorwaarde dat de genieter effectief belast werd of belast kan worden binnen de wettelijke aanslagtermijnen.

Aangezien de aanslag geheime commissielonen geen sanctie meer is (in het verleden was dit nog anders – het tarief bedroeg toen ook nog 309%…), maar een loutere vergoeding voor een gemis aan inkomsten, hoeft voor het Grondwettelijk Hof de aanslag geheime commissielonen geen toepassing te vinden. De fiscale administratie heeft geen inkomsten misgelopen, omdat de genieter effectief werd belast of althans belast kan worden. Het doel van de wetgever is bereikt.

Het Grondwettelijk Hof spreekt zeer duidelijk over het feit dat de genieter belast wordt of belast kan worden. Of hij effectief belast wordt, speelt dus geen rol. Ook de vraag of de genieter al dan niet akkoord gaat met zijn taxatie, is irrelevant.

Reactie van de wetgever

De wetgever heeft op dit punt recent ingegrepen middels de wet van 27 juni 2021. Deze wet zorgt voor een toevoeging aan het zesde lid van artikel 219 WIB92 met volgende zinsnede:

“of indien het bedrag begrepen is in een aanslag die met akkoord van de binnenlandse verkrijger te zijnen name wordt gevestigd binnen de termijnen bedoeld in de artikelen 354, eerste en tweede lid, en 358.”

Met deze toevoeging aan de wet wordt de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof wettelijk verankerd. Als de genieter wordt geïdentificeerd buiten de termijn van twee jaar en zes maanden, maar alsnog kan worden belast binnen de wettelijke aanslagtermijnen, moet de aanslag geheime commissielonen buiten toepassing worden gelaten.

Deze nieuwe wettelijke uitsluitingsgrond wordt wel aan twee bijkomende voorwaarden onderworpen (die niet blijken uit het arrest van het Grondwettelijk Hof), namelijk enerzijds moet de genieter een ‘binnenlandse verkrijger’ zijn (aldus Belgisch rijksinwoner zijn) en anderzijds moet de genieter ‘akkoord’ zijn gegaan met de belasting van de niet-aangegeven inkomsten.

Verschillende praktische vragen rijzen bij deze nieuwe voorwaarden. Hoe moet het akkoord eruit zien? Behoort een impliciet akkoord ook tot de mogelijkheden? Moet de genieter een bepaald formulier invullen met vermelding van zijn identiteit, nationaal nummer en het totaalbedrag dat werd ontvangen en dus belast mag worden? Gaan we moeten wachten tot de bezwaartermijn voor de aanslag lastens de genieter is verstreken? Wat als de genieter achteraf afstand doet van zijn akkoord of alsnog bezwaar indient? De parlementaire voorbereiding vermeldt alvast niets over hoe de fiscale Administratie deze wetswijziging praktisch moet toepassen. De bepaling werd zonder enig bezwaar aangenomen door het parlement.

Er is geen specifieke inwerkingtreding bepaald, waardoor de wet in principe in werking is getreden op 10 juli 2021 (tien dagen na publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad).

Nog een laatste bedenking. Veronderstel dat de strikte voorwaarden van de wet niet worden nageleefd (bijvoorbeeld: de genieter werd wel degelijk getaxeerd, doch zonder diens expliciet akkoord). Zal de aanslag geheime commissielonen dan moeten opgelegd worden of kan men terugvallen op het arrest van het Grondwettelijk Hof van 26 september 2019 waarin het volstond dat de genieter kon belast worden om de aanslag geheime commissielonen te ontlopen. Schakelt de nieuwe wet het arrest van het Grondwettelijk Hof volledig uit?

O.i. kan verdedigd worden dat dit niet het geval is, nu de wet veel strenger is dan de zienswijze van het Grondwettelijk Hof. We kunnen alvast verwachten dat een pientere belastingplichtige die vraag weerom aan het Grondwettelijk Hof zal laten stellen…

Cazimir

Dit artikel is gereproduceerd met de vriendelijke toestemming van de Jubel.be-website waar het werd gepubliceerd