Concurrentie door ex-bestuurders

Général

Geschreven door Stappers Advocate : Bert Gregoir en Sally Sel.

 

Concurrentieverbod

Het staat vast dat een vennootschap niet mag beconcurreerd worden door haar eigen bestuurders. Dit volgt uit de loyauteitsplicht van bestuurders. Zij mogen ook geen persoonlijk voordeel nastreven in de uitoefening van hun bestuursmandaat en mogen de kansen en informatie van de vennootschap (‘corporate opportunities’) niet afwenden om ze voor zichzelf te benutten.

Daarbij rijst de vraag of dit concurrentieverbod ook doorwerkt voor bestuurders voor de tijd onmiddellijk na hun vertrek. Dit is in het bijzonder relevant omdat bestuurders veelal over essentiële kennis van de vennootschap beschikken die hen zouden kunnen toelaten concurrerende activiteiten te voeren.

De wet voorziet niet in een uitdrukkelijk concurrentieverbod in hoofde van een ex-bestuurder van een vennootschap. Toch werd er in de rechtspraak in bepaalde gevallen van zo’n concurrentieverbod uitgegaan. Zo legde het hof van beroep van Antwerpen in een arrest van 9 november 2017 aan een ex-bestuurder een concurrentieverbod op voor de duur van één jaar na het einde van het mandaat. Het hof was namelijk van oordeel dat de loyauteitsverplichting die een bestuurder heeft ten opzichte van de vennootschap, nog een tijd nawerkt na de beëindiging van het bestuursmandaat. Dit is de theorie van de nawerking van de goede trouw.

 

Ommekeer in de rechtspraak: vrijheid van ondernemen

In een arrest van 25 juni 2020 verbreekt het Hof van Cassatie bovengenoemd arrest van het hof van beroep. Hieruit volgt dat voor het Hof van Cassatie het principe van vrijheid van ondernemen voorgaat op wat men de nawerking van de goede trouw noemde.

De vrijheid van ondernemen, die volgt uit de vrijheid van handel (ingevoerd door het Decreet d’Allarde van 1791), is een fundamenteel principe in de hedendaagse economie. Dit ligt vervat in artikel II.3 en II.4 van het Wetboek Economisch Recht: het principe is dat het ieder vrij staat om een onderneming te voeren en daarbij concurrentie met andere ondernemingen aan te gaan.

Deze vrijheid kan enkel bij wet of bij overeenkomst worden beperkt. Aangezien de wet niet in een concurrentieverbod voorziet voor vertrekkende bestuurders, mag de ex-bestuurder handelingen stellen die concurreren met de activiteiten van de vennootschap waarvan hij bestuurder was, tenzij er een concurrentiebeperking werd overeengekomen.

Het Hof van Cassatie is zodoende van oordeel dat de loyauteitsplicht van de bestuurder eindigt bij de afloop van het bestuursmandaat, tenzij anders wordt overeengekomen.

 

Niet-concurrentiebeding

De vrijheid van een vertrekkend bestuurder kan beperkt worden d.m.v. een niet-concurrentiebeding.

Een dergelijk beding moet schriftelijk worden overeengekomen en moet voldoen aan meerdere voorwaarden: zo moet het beperkt zijn in de tijd en de ruimte en mag het slechts betrekking hebben op welomschreven activiteiten. Indien het beding niet aan alle voorwaarden voldoet, is het nietig.

Het belang van het nauwgezet formuleren en afbakenen van een niet-concurrentiebeding is dan ook bijzonder groot.